Stappenplan

Welke stappen loop je door?

Stap 1. Functiebeschrijvingen maken of actualiseren

De werkgever of leidinggevende bekijkt de taken en verantwoordelijkheden van een functie. Deze informatie wordt vastgelegd in een functieprofiel. In bijlage 1 staat een voorbeeld, en in bijlage 2 een toelichting.

Beantwoord deze vragen:
  • Wat zijn de hoofdactiviteiten van de functie?
  • Welke verantwoordelijkheden horen daarbij? 

  • Wat zijn de bevoegdheden van de functie? 

  • Welke invloed moet de functie uitoefenen op anderen, intern en eventueel extern? 
Tip
  • Bekijk soortgelijke functies.
  • Bekijk profielen van andere functies in jouw bedrijf.
  • Bekijk vacatureteksten voor voorbeelden van activiteiten en verantwoordelijkheden

Stap 2. Vergelijken met referentiefuncties

Als de functie goed beschreven is, vergelijk je deze met referentiefuncties uit de functielijst. Kies de referentiefuncties die het meest lijken op de beschreven functie. Gebruik bijlage 3 om dit vast te leggen.

Tip
• Op zoek naar passende referentiefuncties? Kijk ook eens naar andere functiefamilies.
• Soms vervult een werknemer taken uit verschillende functies. Dit heet een samengestelde functie. Vergelijk in dat geval met meerdere referentiefuncties.

Een voorbeeld:
Timmeren en metselen maken structureel deel uit van de bedrijfsfunctie timmerman/metselaar. Worden beide activiteiten ongeveer even vaak uitgeoefend? Vergelijk dan met de referentiefuncties timmerman en metselaar. Kies de hoogste functiegroep, in dit geval die van de timmerman.

Een ander voorbeeld:
Soms helpt de calculator bij drukte op de afdeling werkvoorbereiding. Deze taken zijn niet standaard voor zijn functie. De calculator kan wel extra taken op andere gebieden doen, maar dit gebeurt niet vaak en duurt niet lang. Deze incidentele taken op de werkvoorbereidingsafdeling worden niet meegerekend voor het bepalen van zijn functieniveau.

Stap 3. Bedrijfsfunctie vergelijken met referentiefunctie

Vergelijk de beschreven functie met de referentiefunctie(s) en bepaal de verschillen in inhoud, niveau of context. Leg deze verschillen vast in het indelingsformulier.

Stap 4. Functie indelen in een functiegroep

 

Bepaal op basis van de verschillen of de functie in dezelfde, een hogere, of een lagere functiegroep valt dan de referentiefunctie. Gebruik hiervoor het indelingsformulier in bijlage 3 en de toelichting in bijlage 5.
Situaties:

  • Geen of nauwelijks verschillen: Deel de functie in dezelfde functiegroep in.
  • Duidelijke verschillen: Vergelijk opnieuw met andere referentiefuncties. Kies de meest passende referentiefunctie en deel de functie in. Dit kan één functiegroep hoger of lager zijn.
  • Zeer grote verschillen: Als er geen passende referentiefunctie is, leg dan het profiel en een indelingsverzoek voor aan cao-partijen.

Stap 5. Informeren van de werknemer

Informeer de werknemer schriftelijk over de functiegroepindeling. Geef de volgende informatie:

• De functie van de werknemer.
• De functiegroep waarin de functie is ingedeeld.
• Het functieprofiel.
• Het ingevulde indelingsformulier.
• De arbeidsvoorwaardelijke consequenties.

Als de werknemer het niet eens is met de indeling, kan hij/zij bezwaar maken volgens de procedure in hoofdstuk 5 van het functiehandboek.

Op 31 december 2025 moeten alle functies beschreven en ingedeeld zijn. Ook moet de werknemer geïnformeerd zijn over het loon en eventuele overgangsregelingen.